Néerlandais/Dans le secondaire/les fruits/quiz

1

De quel fruit s'agit-il ? (En néerlandais s.v.p.)

Het is rood met kleine puntjes. -- .

2

De quel fruit s'agit-il ? (En néerlandais s.v.p.)

Het is paars of groen en heeft een pit. --

3

De quel fruit s'agit-il ? (En néerlandais s.v.p.)

Het is oranje en je kan er sap van maken. -- .

4

De quel fruit s'agit-il ? (En néerlandais s.v.p.)

Rijpe vruchten kunnen groen, geel of rood zijn. --

5

De quel fruit s'agit-il ? (En néerlandais s.v.p.)

Het is oranje en kleiner dan een appelsien. --

6

De quel fruit s'agit-il ? (En néerlandais s.v.p.)

De naam komt oorspronkelijk uit Nieuw-Zeeland. (Nouvelle-Zélande) -- .

7

De quel fruit s'agit-il ? (En néerlandais s.v.p.)

Het is geel en heel zuur. .

8

De quel fruit s'agit-il ? (En néerlandais s.v.p.)

Het is geel, krom en vol energie en wordt graag gegeten door marathonlopers. -- .